Narratief lesmateriaal – over climax, cliffhanger en bananenschillen
Je hebt vast weleens van narratief gehoord. Het woord narratief komt van het Latijnse werkwoord narrare, dat ‘vertellen’ betekent. Tegenwoordig kun je de term (bijna) overal tegenkomen: in de communicatie, geneeskunde, bij evaluaties, bij therapieën, en… bij lesmateriaal. En bij vertellen denk je al snel aan verhalen. Begrijpelijk, maar bij narratief lesmateriaal gaat het om meer dan alleen het vertellen van een verhaal.
Door: Irene Campfens
Climax en cliffhanger
Een narratief is namelijk niet als een verhaal(tje). Narratieven zijn gestructureerde verhalen met een open einde. Er komen specifieke gebeurtenissen, handelingen en personages in voor. Meestal kent zo’n verhaal ook ‘problemen’ of ‘uitdagingen’. Een narratief heeft een min of meer logische samenhang tussen ‘oorzaken’ (causaliteit) en ‘gevolgen’ (plot). Dat betekent dat narratief lesmateriaal aan een aantal kenmerken moet voldoen. Ten eerste maak je een verhaal met een logische opbouw en een duidelijke samenhang. Je gebruikt een actieve schrijfvorm. Wees specifiek in wie, wat, waar. Voeg daar een climax of cliffhanger aan toe voor de leerling/student, om mee aan de slag te gaan. Hoe meer ‘Huh?’, ‘Ja, maar…’ en ‘Ik weet het!’, hoe beter.
Creativiteit en een open vizier
Het maken van narratief lesmateriaal klinkt heel simpel, denk je nu misschien. Maar zo simpel is het niet. Het moet natuurlijk ook wel ergens over gaan. Je wilt kennis, vaardigheden en inzichten toevoegen aan je lesmateriaal. Je zult je moeten verdiepen in de lesstof en in de wereld van de leerlingen/studenten voor wie jij schrijft. Aan de slag gaan met het schrijven van narratief lesmateriaal, kost dus de nodige voorbereiding.
Waarom zou je narratieven maken van onderwijsmateriaal? Tja, ieder zijn schrijfstijl. Het vraagt om creativiteit en een open vizier. Het kost misschien meer tijd dan je gewend bent. Daarbij is sommige materie nou eenmaal niet smeuïger te maken met wat spanning en sensatie. Maar bruggetjes helpen, en slootjes ook. En oh ja: enthousiasme.
Sprankelmomenten en bananenschillen
Een manier om van je narratieve lesmateriaal goed lesmateriaal te maken, is werken met sprankelmomenten en bananenschillen. Ik hoor je denken: ‘Waar heb je het over?’ Kortgezegd bedoel ik hiermee dat er voldoende succesmomenten en (dreigende) uitglijders bij narratief lesmateriaal horen. ‘Deze weet ik/dit kan ik/dit wil ik proberen’ en Wat als ik dit niet doe/ken/kan/begrijp/weet’. Er moet een zekere urgentie in het verhaal zitten.
Tips op een rijtje
Nog even de tips voor goed narratief lesmateriaal op een rijtje:
- Begrijp de materie waarover jij schrijft;
- Erken de systeemwereld van het vak of beroep waarvoor jij schrijft;
- Sluit aan bij de leefwereld van je doelgroep(en);
- Zorg voor een stevige constructie (vergeet de climax en cliffhanger niet);
- Creëer samenhang in het lesmateriaal;
- Stimuleer het denk-, doe- en verbeeldingsvermogen van je doelgroep(en);
- Vergeet de bananenschillen en sprankelmomenten niet!
Op de Dag van de Educatieve Auteur gaf ik een workshop over narratief lesmateriaal. Ik genoot van de voorbeelden waar de deelnemers mee kwamen. Narratieven voor biologie, geschiedenis, Nederlands, wiskunde, zorgopleidingen: ze kwamen allemaal voorbij. Verhalen over de groei en bloei van een plant, een historische gebeurtenis door de ogen van een puber. Mooie toepassingen van narratief lesmateriaal. Probeer het eens, het zal je verrassen hoever je ermee komt. Als je maar aan de slag gaat met een open vizier en dat vizier ook tijdens het schrijfproces blijft openhouden.
Veel schrijfplezier!