Mijn potentiële nieuwe vriend
Denkend aan mijn schooltijd, zie ik bekrijte schoolborden oneindig traag langs mijn netvlies gaan. Op de middelbare school maakte ik de entree van een buitenaards leermiddel mee, de personal computer. Ik studeerde in het internetloze tijdperk van typemachines, megafloppy’s en ratelende matrixprinters. Informatie zocht ik op in dingen met bladzijden tussen twee kaften.
Na mijn studie werkte ik bij een bureau aan lesmateriaal. Voordat de lesinhoud eindelijk verscheen in papieren lesmateriaal of op een VHS-videoband, waren de kerndoelen alweer achterhaald. Het betekende eindeloos faxen en bellen op de vaste telefoon, een laserprinter die overuren draaide en altijd een race tegen de onverbiddelijke postkantoorklok.
Na dit Stenen Tijdperk volgde een lawine van technologie: van internet tot e-mail en van apps tot beeldbellen en WeTransfer. Ik gebruik ze allemaal en heb sinds kort een ChatGPT-account (https://chat.openai.com)
Voor de educatief ontwikkelaar is er veel veranderd, maar tegelijkertijd ook niets. Nog steeds moeten we de beste inhoud maken om een ander iets te leren. Dat kan nu sneller en mooier, maar is het educatief ook beter? Moeten we het zoeken bij ChatGPT, het nieuwe zelf schrijvende wonderkind van de Artificiële Intelligentie?
Ik geef mijn potentiële nieuwe vriend de volgende opdracht:
“Leg aan een leerling van groep 6 uit wat erosie is en bedenk er een vaardigheidsopdracht bij.“
Het gegenereerde antwoord valt me reuze mee (ik geef je het antwoord hier niet 😊, probeer het zelf maar eens). Ai! Bij nadere lezing wringt het meteen. Het taalgebruik is niet afgestemd en bovendien klopt de uitleg van erosie niet precies. Als ik dezelfde opdracht herhaal, krijg ik als resultaat een andere, nóg minder aansluitende tekst.
Hoe kan dat? Het begrip AI zegt het al, het is iets ‘kunstmatigs. Doe mij maar EI: Echte, Eigenzinnige Intelligentie. Want die heb je nodig om een spot-on-zoekopdracht te formuleren en het uitgebraakte resultaat op waarde te schatten.
Annemarie van den Brink