Column: Feedback of de kunst van het (jezelf) opvoeden
Het is een spannend moment, als de feedback van je redacteur/opdrachtgever in je inbox valt. Je hebt het beste staaltje schrijverschap gegeven en je aan de richtlijnen gehouden. Dus kan die feedback alleen maar meevallen. Denk je.
Helaas. Ook met mijn twintig jaar ervaring valt feedback soms nog rauw op mijn dak. Feedback betekent letterlijk: ‘voeding terug.’ In die tekstwolkjes met commentaar van je opdrachtgever staan in de ideale situatie opmerkingen waarvan je tekst zal groeien en bloeien. Het liefst zijn ze ook nog to-the-point en op een prettige toon geformuleerd.
Feedback zie ik als tweerichtingsverkeer: zender en ontvanger zijn erop gericht samen het beste uit een tekst te halen. Dat vraagt van mij dus bereidheid feedback te ontvangen en bij tegenvallers feedback niet als lastig of een persoonlijke aanval te zien.
Zoals James Norbury schrijft in zijn boek Grote Panda & Kleine Draak:
‘Of mensen je nou een compliment geven of kritiek, Kleine Draak, probeer dit/deze beleefd in ontvangst te nemen. Er zijn allerlei omstandigheden nodig om een boom sterk te maken.’
Dat in ontvangst nemen lukt in de regel goed en ook de is feedback vaker opbouwend dan afbrekend. Toch slaat geregeld de allergie toe. Aan wie ligt dat, aan mij of aan de opdrachtgever? Niets irritanter dan betweterig geformuleerde feedback, een focus op wat niet goed is en geen eenduidige commentaren van verschillende personen.
Maar de hand in eigen boezem steken kan ook geen kwaad. Daarom houd ik me scherp met deze vier tips:
1. Reageer niet meteen, slaap er een nachtje over.
2. Schiet niet in de verdediging.
3. Kijk in de spiegel: soms schiet je tekst inderdaad tekort.
4. Voed je opdrachtgever op: vraag om eenduidige feedback.
Inmiddels voel ik me een sterke boom als het om feedback gaat. Nou ja, meestal dan.
Ga hier terug naar de homepage.