Digitale toegankelijkheid maakt lesmateriaal gebruiksvriendelijker voor iedereen – hoe houd je er rekening mee?

Een op de drie studenten in het hoger onderwijs heeft een functiebeperking. Voor hen zijn er aanpassingen nodig aan het digitale lesmateriaal. Ingewikkeld? Elke van Doorn van het Expertisecentrum Inclusief Onderwijs legt uit hoe belangrijk het is (en hoe simpel het kan zijn) om rekening te houden met digitale toegankelijkheid. 

 

De letters verspringen van links naar rechts en staan soms omgekeerd. In de Accesibility Game kost het me dubbel zoveel energie en tijd om een tekst überhaupt te lezen, en na een paar regels wil ik eigenlijk al opgeven. Ik speel de game op advies van Elke van Doorn, om te ervaren hoeveel moeite het een student met dyslexie kost om de tekst te lezen.

Elke van Doorn is adviseur bij het Expertisecentrum Inclusief Onderwijs (ECIO), dat mbo’s, hogescholen en universiteiten ondersteunt bij het vormgeven van inclusief onderwijs.

Van kleine aanpassingen kunnen studenten al profijt hebben, vindt Elke. ‘Als je het lettertype verandert, kan dat een groot verschil maken voor een dyslectische student, zo simpel kan het zijn.’ Het lettertype Times New Roman heeft bijvoorbeeld kleine haakjes aan de letters, waardoor mensen met dyslexie dit minder goed kunnen lezen. ‘Gebruik liever een zogeheten schreefloos lettertype, zonder die haakjes.’ Het voordeel? Zulke aanpassingen hoef je maar een keer in je systeem of programma in te stellen, daarna doe je het vanzelf goed!

 

Digitale toegankelijkheid wil zeggen dat digitaal educatief lesmateriaal voor alle gebruikers beschikbaar, bereikbaar en gebruiksvriendelijk is. Maar denk bijvoorbeeld ook aan onderwijsleersystemen en ander digitaal onderwijsaanbod. ‘Als een onderwijsinstelling wil dat elke student daadwerkelijk toegang heeft tot onderwijs, en biedt dit deels digitaal aan, dan moet de instelling er rekening mee houden’, vertelt Elke. De keuze voor toegankelijke systemen, het juiste materiaal, maar ook hoe dit is gemaakt en geschreven, is daarbij dus cruciaal. ‘Denk bijvoorbeeld aan iemand met een fysieke beperking aan een arm – is het lesmateriaal of het systeem ook navigeerbaar zonder muis?’ Is het antwoord daarop ‘nee’, dan is het onderwijs dus niet toegankelijk voor iedereen. 

 

Een ruime ondersteuningsbehoefte

Rekening houden met digitale toegankelijkheid, doe je volgens Elke voor een veel grotere groep dan meestal wordt gedacht. ‘Een op de drie studenten heeft een functiebeperking, dat blijkt uit de Monitor Beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2020-2021.’ De Monitor onderzoekt elk jaar de kwaliteit en toegankelijkheid van het hoger onderwijs, met speciale aandacht voor kwetsbare studenten met problematische omstandigheden of een functiebeperking. Binnen die laatste groep gaat het om een of een combinatie van de volgende functiebeperkingen:

  • dyslexie en dyscalculie (10%);
  • psychische aandoeningen (9%);
  • adhd en concentratieproblemen (8%);
  • chronische aandoeningen (6%);
  • andere aandoeningen en ziektes (4%);
  • autisme (3%);
  • bewegings- en sensorische beperkingen (beide 1%).

De studievoortgang onder studenten met een functiebeperking ligt een stuk lager dan bij andere studenten, volgens de monitor, ondanks dat ze er per week gemiddeld 2,5 uur extra tijd aan besteden. Ongeveer 10% van alle studenten ervaart daadwerkelijk ernstige belemmeringen bij het leren. Een gebrek aan digitale toegankelijkheid is daarbij een van de oorzaken. Volgens Elke kunnen onderwijsinstellingen en onderwijsontwikkelaars daar een groot verschil in maken met kleine aanpassingen, zoals de kleur van de tekst: ‘In het lesmateriaal kan bijvoorbeeld staan dat de tekst in het rood een voorbeeld is van het foute antwoord, en die in het groen het goede antwoord. Als je kleurenblind bent, zie je het verschil daartussen niet en mis je daardoor die informatie.’

 

Daarnaast geldt volgens Elke hierbij het motto: ‘what works for a few, works for all’, omdat met elke aanpassing het lesmateriaal ook prettiger en toegankelijker wordt voor alle andere studenten. ‘Niet alleen studenten met een auditieve beperking hebben baat bij ondertiteling van de hoorcolleges en kennisclips’, vindt ze. Zelf bekijkt ze bijvoorbeeld graag nieuwsvideo’s in de trein, maar dan zonder geluid, want ze wil er niemand mee storen. Daarom is ze heel blij dat NOS-video’s tegenwoordig ondertiteld zijn. Ondanks dat Elke geen ondersteuningsbehoefte heeft, zijn de video’s zo toch toegankelijker voor haar geworden.

 

Omdat het kan

Voor overheden is werk maken van digitale toegankelijkheid sinds 2020 al een verplichting. Dit heeft gezorgd voor meer aandacht, handige richtlijnen en handreikingen rond dit onderwerp. Maar sommige organisaties denken volgens Elke: ‘wij vallen niet onder de overheid, dus voor ons is deze regel niet interessant’. ‘Je kunt digitale toegankelijkheid ook breder bekijken’,  geeft ze aan, ‘vanuit de Wet gelijke behandeling. Als je wilt dat iedereen gelijk wordt behandeld en kan putten en leren uit hetzelfde onderwijsmateriaal, dan wordt het vanzelf je plicht om te werken aan digitale toegankelijkheid.’

 

Maar liever bekijkt Elke het op de omgekeerde manier: dat organisaties, instellingen en auteurs er niet alleen rekening mee houden omdat het moet, maar juist omdat het kan. Er zijn volgens Elke genoeg andere bewezen redenen om dat te doen: ‘Het bevordert de sociale betrokkenheid, maakt informatie beter beschikbaar, zorgt voor betere leerresultaten en een hogere onderwijskwaliteit. Daarnaast zie je een veel hogere waardering vanuit studenten, ze zijn meer tevreden over hun onderwijsinstelling.’ Ook merkt ze op dat digitale toegankelijkheid andere voordelen met zich meebrengt. Zo is de informatie van goed digitaal toegankelijk ingerichte systemen gemakkelijker overdraagbaar naar andere systemen, omdat deze een betere en meer gestandaardiseerde structuur heeft. En ook Google kan de informatie beter uitlezen, waardoor content sneller online te vinden is. 

 

Voorleessoftware

Een van de struikelblokken waar studenten tegenaan lopen, is bijvoorbeeld dat lesmateriaal niet altijd is ingericht op het gebruik van voorleessoftware. ‘Studenten met een visuele beperking, maken daar vaak gebruik van. Als een educatieve tekst daar niet op geschreven is, kan de software er niet mee omgaan en kan de student de tekst mogelijk helemaal niet lezen.’ Voorleessoftware herkent bijvoorbeeld een koppenstructuur in een document, waardoor een student kan ‘zappen’ door de verschillende hoofdstukken en paragrafen. ‘Is het een document van honderd pagina’s zonder deze structuur, dan begint de software gewoon bovenaan en leest eindeloos naar beneden.’ Kop- en voetteksten worden weer vaak overgeslagen door de software, als de informatie daarin niet ergens anders staat, dan missen sommige studenten deze dus. En plak je een link in de tekst, dan wordt die in zijn geheel voorgelezen. ‘Een beschrijvende tekst, niet ‘klik hier’, is dus belangrijk, zodat iedereen weet waar de link naar leidt.’

 

‘Er worden ook veel plaatjes, figuren en grafieken gebruikt in lesmateriaal, als je daarbij geen zogeheten alt-tekst gebruikt, weet een aantal studenten niet wat er op het plaatje staat.’ De alt-tekst (alternatieve tekst) is een beschrijving van het plaatje, die wordt herkend door voorleessoftware. Staat er bijvoorbeeld een opdracht over een grafiek in het lesmateriaal, dan is het dus belangrijk dat de alttekst genoeg informatie geeft over wat er in de grafiek te zien is. Maar een alttekst biedt ook uitkomst aan anderen als de afbeelding om wat voor reden dan ook niet kan worden geladen – denk aan een trage verbinding of een applicatie die een afbeelding blokkeert. En voorleessoftware wordt ook vaker gebruikt door studenten met dyslexie, of studenten die graag auditief leren. Daarnaast biedt de extra structuur die dit vereist voor het lesmateriaal weer voordelen voor bijvoorbeeld autistische studenten en studenten met adhd.

 

Proactieve makers

Je zou verwachten dat digitale toegankelijkheid als onderwerp door de pandemie actueler is geworden, omdat het onderwijs tijdens de lockdowns soms geheel digitaal verliep. ‘Onderwijs geven op afstand heeft er wel een nieuwe dimensie aan gegeven. Maar of het bewustzijn over toegankelijkheid is vergroot, betwijfel ik,’ zegt Elke. Wel ziet ze dat er meer bewustzijn is gecreëerd over de verschillende behoeftes van studenten. ’Nu we langere tijd afstandsonderwijs hebben meegemaakt, blijkt dat er ook groepen studenten zijn die het juist prettiger vond om vanuit huis, in alle rust, te leren. Dat nieuwe bewustzijn over die verschillende behoeftes, kan zich ook vertalen naar meer inzichten over toegankelijkheid. Tegelijkertijd bracht de pandemie ook weer een wildgroei aan educatieve apps en initiatieven met zich mee. Allemaal met goede bedoelingen, maar het maakt het voor docenten wel ingewikkelder om de juiste te vinden.’

 

Voor docenten voelt digitale toegankelijkheid soms als een onderwerp dat er nog eens bijkomt. ‘Het leeft niet altijd zo, ze moeten al zoveel,’ merkt Elke in de praktijk. En bij grote onderwijsinstellingen is niet altijd duidelijk wie het eigenaarschap heeft over het onderwerp. Daarom ziet zij een belangrijke rol weggelegd voor educatieve auteurs en makers van het lesmateriaal. ‘Het vraagt om proactiviteit bij degene die het materiaal bedenkt. Het gaat er niet alleen om of het didactisch en pedagogisch goed is, maar ook of het wel voor iedereen bruikbaar en toegankelijk is.’

 

Ook aan de slag met digitale toegankelijkheid? Bekijk:

 Ga hier terug naar de homepage. 

 

Wat zoek je?