Zo leuk is taal! Spelend lezen met kleuters

In dit tweede deel van het tweeluik met Kate Schlingemann – Schoolschrijver en oprichter van Verhalenmaker op School – bespreken we haar nieuwste boek Zo leuk is taal! Spelend lezen met kleuters. Een boek vol taalactiviteiten voor kinderen van 3 tot 6 jaar. Kate laat zien hoe verhalen, gedichten en verbeelding kunnen bijdragen aan taalontwikkeling op jonge leeftijd.

Door: Mary Heylema

Waarom Kate Schlingemann het boek Zo leuk is taal! Spelend lezen met kleuters schreef én illustreerde, wordt me bij het openslaan en doorbladeren van het boek al duidelijk: de bladzijden sprankelen me tegemoet. Dit moet een schrijver (en tekenaar) zijn met een missie, iemand die barst van het taalplezier! Als ik Kate ernaar vraag, vertelt ze me dat ze vorig jaar werd benaderd door auteur Li Lefébure. Li heeft een reeks boeken op haar naam staan met als overkoepelende titel Lees, verwonder en schrijf. Het is een serie met creatieve schrijfopdrachten voor basisscholen, uitgegeven door uitgeverij Clavis. Li vroeg namens Clavis of Kate wilde meedenken over een boek voor de allerjongste kinderen, van 3 tot 6 jaar. Voor deze leeftijdscategorie was er nog geen boek in de reeks. Kate barstte van de ideeën en droeg meteen een lijst van vijftig werkvormen aan. Ze werkte drie van die opdrachten uit, compleet met illustraties en lay-out, waarna de uitgeverij groen licht gaf. Kate mocht het boek, los van de al bestaande reeks, in zijn geheel zelf maken.

Ontdekken als uitgangspunt

Het schrijven van het boek lag in het verlengde van de dingen waarmee Kate in haar dagelijkse praktijk sowieso al bezig is. Terwijl ze eigenlijk helemaal niet zo gefocust was op heel jonge kinderen, bleken de talige werkvormen en de manier van bevragen die ze hanteert, goed aan te sluiten bij de manier waarop kleuters denken, voelen en handelen.

Als ik vraag hoe de inhoud is ontstaan, geeft Kate aan dat ze door met jonge kinderen te werken, vanuit haar bedrijf Verhalenmaker op school en als Schoolschrijver, gaandeweg steeds op nieuwe ideeën kwam. De meeste ideeën vinden hun bron in bestaande verhalen en gedichten. En soms heeft ze die er naderhand bij gezocht. Hierdoor hebben de lessen een basis, een entree. Het mooie is dat je in boeken, verhalen, gedichten bloemrijke, bijzondere taal vindt. Een extra stimulans voor de taalontwikkeling!

Zo leuk is taal! Is geen standaardbronnenboek. Het bevat negen blokken met elk vijf opdrachten. Elke opdracht bestaat uit de onderdelen Kijk, Maak en Vertel. Kijk staat voor het waarnemen en ervaren, bijvoorbeeld van een verhaal of een gedicht. Vanuit de eigen ervaring van het kind. Maak staat voor het verwerken van de ervaring en voor de waarneming. Vertel gaat in op het delen van ervaring en verwerking. Niet zozeer om tot een perfect eindproduct te komen, maar om kinderen een taalervaring rijker te laten zijn. Hierbij kan de woordenschat worden vergroot en de spreek- en luistervaardigheid worden gestimuleerd.

Een paar voorbeelden van de negen blokken: Zo vang je de woorden, Zo vier je een taalfeestje, Zo kleur je een wereld vol taal. Titels die nieuwsgierig maken!

De werkvormen laten zien hoe leraren, begeleiders, ouders en anderen de taalontwikkeling van jonge kinderen op een speelse manier kunnen stimuleren. Hierbij zorgen de creatieve werkvormen voor een verhalende context.

Kate wilde geen technisch boek maken, wél wilde ze kinderen zich vanuit een poëtische blik laten verwonderen over taal, over de wereld. Om samen te ontdekken hoe je verhalen maakt en deze vervolgens te delen en er met elkaar van te genieten. Taalplezier is tenslotte de opmaat naar lezen en schrijven.

In haar boek wil Kate vooral veel uitwerkingen van kleuters zelf laten zien. Dat wordt als laagdrempeliger en toegankelijker ervaren door leerkrachten, merkt ze in de praktijk. Gelikte illustraties van een vormgever kunnen afschrikken, omdat het de lat meteen hoog legt. Het boek is een richtlijn, geen keurslijf. Leraren mogen er hun eigen draai aan geven, hun eigen volgorde in aanbrengen, of vanuit een ander verhaal of gedicht starten. Kate vindt dat prima, uiteindelijk gaat het om de verhalen die de werkvormen opleveren, dat creëert taalervaringen en een rijke woordenschat.

Werkvormen die inspireren

Als ik Kate vraag naar een favoriete werkvorm uit haar boek, noemt ze Ding in een doos. Ze legt uit dat deze opdracht veel kan opleveren. De kinderen zitten om een doos die is afgedekt met een doek. De leerkracht leest voor uit Het Ding van Simon Puttock, een grappig prentenboek over een onbekend ding dat opeens uit de lucht komt vallen. Wat is het? Van wie is het? Waarom bestaat het eigenlijk? Daarna wordt het heerlijk griezelen, want een kind mag vervolgens, zonder te kijken, zijn hand in de doos steken en vertellen wat het voelt. Kate zegt: ‘Je ziet gewoon hoe de signalen van de hand naar de hersenen gaan en hoe zich een plaatje vormt.’ Vervolgens probeert het kind dat wat het voelde te tekenen en er het juiste materiaal bij te zoeken. Zo zijn kinderen ongemerkt met vorm en textuur bezig en leren ze spelenderwijs bijvoeglijk naamwoorden, zoals pluizig, hoekig, glad, ruw enzovoort. Vaak verzinnen ze zelf woorden om hun gevoelde voorwerp te verwoorden. Dit levert veel rijke taal op.

Ook het bedenken van een verhaal aan de hand van concrete voorwerpen op handformaat, werkt vaak goed in de praktijk: Wat hebben die twee voorwerpen met elkaar te maken? Ze komen elkaar bijvoorbeeld tegen en er ontstaat een soort dialoog. Eigenlijk is het het uitproberen en oefenen van een gesprek: wat zeg je wel en wat zeg je niet? Leerkrachten reageren vaak met ‘Ik wist niet dat kleuters met gewoon twee woorden/voorwerpen zulke verhalen kunnen bedenken’, vertelt Kate.

Een leeromgeving vol creativiteit en verwondering

Dan is het tijd om even te filosoferen. Ik leg Kate het volgende voor: stel dat je een lerarenteam hebt dat leerlingen aanspreekt op hun verbeeldingskracht en deze stimuleert, zoals je dat in jouw boek doet. Wat voor effect zou dat op den duur hebben, als dat gedurende hun gehele basisschooltijd plaatsvindt? Kate reageert: ‘Ik denk en hoop dat het kinderen stimuleert om zichzelf heel serieus te nemen in hoe ze naar dingen kijken en in wat ze doen. Maar dat ze ook durven te bevragen. Klopt het wat ik zie, wat ik denk? En hoe zie jij dat?’ Natuurlijk hebben we ook mensen nodig die antwoorden bedenken, maar wat meer vanuit de vraag denken en handelen, zou fijn zijn.

Bewust schrijven, open en observerend

Tot slot vraag ik Kate wat ze educatief auteurs concreet wil meegeven. Hoe kunnen ze iets van die levendigheid, die sprankeling die zij in Zo leuk is taal! toont, in hun werk aanbrengen? Kate denkt even na en kiest zorgvuldig haar woorden. Ze mist in educatieve boeken weleens ruimte voor de verbeeldingskracht. Zeker als je voor kleuters schrijft, maar eigenlijk geldt dit voor alle leeftijden: maak het niet te schools. Gebruik je eigen verbeeldingskracht. Vraag je bij alles wat je opschrijft af: Wat als…  ik het nou eens op deze manier doe? Of zal ik dit of dat erbij halen? Schrijf uiteindelijk zo, dat er in je tekst ruimte blijft voor openheid. Hierdoor kunnen leerkrachten die ermee gaan werken, er hun eigen vorm en draai aan geven, op een manier die zo goed mogelijk aansluit bij hun leerlingen.

Blijf je dus als auteur afvragen: Waarom schrijf ik deze opdracht? Waarom juist zó? Waarom vind ik dit belangrijk?

Natuurlijk is het bij educatief schrijven belangrijk om de kern, de essentie weer te geven. Zo heeft Kate in haar boek de structuur Kijk, Maak, Vertel aangebracht. Daardoor blijft de stof kernachtig, zonder dat deze wordt dichtgetimmerd, geeft ze aan.

Kate benoemt ook nog het belang van een voorwoord en inleiding.. Ze betrapt zichzelf erop dat ze deze bij het lezen vaak overslaat. ‘Ik wil gewoon dat het boek zelf me vertelt waar het om gaat.’

Inspiratie en rijke taal

Bij elk nieuw hoofdstuk van Zo leuk is taal! heeft Kate een quote over taal geplaatst. Iets over taalontwikkeling en -stimulering. Hierdoor wordt de lezer als vanzelf de praktijk ingeleid, vanuit een overkoepelend idee over taal. Ze geeft inzicht, een kijkje in haar brein in het denken over taal. De theorie wordt op deze manier in porties opgedeeld en kan zo iets vertellen over het belang van taalontwikkeling, hoe je taal in het onderwijs (ook) kunt benaderen. Schrijf daarom geen lange inleidingen, geeft Kate mee. Theorie is belangrijk, maar probeer deze ‘tussen de regels door’ te verwerken.

Ik laat Kate een quote horen, die me was opgevallen bij de start van een van de blokken:

‘Letters zijn draden waarmee we woorden spinnen tot zinnen van betekenis.’

Kate herinnert zich nog precies wanneer en waardoor ze op deze uitspraak kwam. De kleuters in de klas waarmee ze aan het werk was, legden rode draden neer voor de werkvorm ‘De rode draad verbindt wat in de cirkels begint’. Bij deze werkvorm knopen kinderen neergelegde draden aan voorwerpen, waar een verhaal bij wordt bedacht. Eerst kijken ze waar het verhaal, letterlijk, begint en vervolgens ontdekken ze met elkaar hoe het eindigt. Bij het neerleggen van de draden ontstonden lussen, waarop een jongetje zei: ‘Dat lijken wel letters, juf!’ Hoe verbonden kun je zijn met wat je doet, merkt Kate op. Het jongetje had haar geïnspireerd!

Graag geeft Kate nog mee dat ze zich realiseert dat ze bij het maken van dit boek en het bedenken van de vele werkvormen op de schouders van taalreuzen en -reuzinnen staat, van die van kinderboekenauteurs, mede-schoolschrijvers en andere taalvirtuozen. Zonder al die anderen had ze niet zover kunnen komen en had ze niet zoveel inspiratie opgedaan. Hopelijk kan zij met dit boek volgende generaties stimuleren en inspireren.

Kate is blij dat er voor jonge kinderen nu een boek als Zo leuk is taal is. Ze hoopt dat het duidelijk maakt dat taal vroeg begint, dat het goed is als taalontwikkeling al bij heel jonge kinderen wordt gestimuleerd. Dat kan voor een mooie basis zorgen. ‘Er is al zoveel armoe in de wereld,’ sluit Kate het gesprek af. ‘Laten we in elk geval proberen om kinderen in taal zo rijk mogelijk te laten zijn.’

Wat zoek je?