Een bijzondere onderwijssituatie: de Rijdende School

Door de coronamaatregelen veranderde van de ene op de andere dag ons onderwijs. Klassen bleven leeg. Ouders moesten thuisonderwijs geven. Leerkrachten zien hun leerlingen alleen op afstand, online. Lessen vinden plaats in Teams, Zoom en andere online omgevingen. Uitgevers moesten snel materiaal digitaal beschikbaar stellen. Een hele nieuwe situatie vol uitdagingen, moeilijkheden en kansen.

 

Maar er zijn veel onderwijsvormen waarbij (online) afstandsonderwijs, privéonderwijs, thuisonderwijs, onderwijs aan kinderen van verschillende leeftijden en niveaus door elkaar al heel gebruikelijk zijn. Wat kunnen onderwijsontwikkelaars hiervan leren?

 

Voor dit artikel interviewden we Nora Booij, directeur-bestuurder van de Stichting Rijdende School, de stichting die al 65 jaar het onderwijs verzorgt aan kinderen die meereizen met de kermis of het circus.

 

Wie ben je?

‘Mijn naam is Nora Booij. Sinds 2016 ben ik werkzaam bij de Stichting Rijdende School: eerst als directeur onderwijs en sinds 2018 als directeur-bestuurder. Ik heb een achtergrond als orthopedagoog en onderwijsadviseur. Vanuit het onderwijsadvieswerk kwam ik terecht bij de Stichting Rijdende School, waar op dat moment behoefte was aan meer inzicht in de leerlijnen voor taal en rekenen. Men wilde zich voor deze vakgebieden niet meer teveel laten leiden door methodes, maar werken vanuit leerlijnen. Dit was mijn eerste klus binnen de Stichting Rijdende School.’

 

Wat doet de Stichting Rijdende School?

‘De Stichting Rijdende School verzorgt het onderwijs aan rondreizende kermis- en circuskinderen in de basisschoolleeftijd. Je moet hierbij denken aan kinderen die reizen met kermissen, traditionele familiecircussen (zoals het bekende Circus Renz) en modernere circusgezelschappen, zoals circustheaterartiesten, straattheaterartiesten en reizende clownsacts: artiesten die het ene jaar meereizen met een circus en een jaar later vooral op festivals staan.

Jaarlijks krijgen zo’n 220 leerlingen van 4 tot 12 jaar les via de Stichting Rijdende School. Dat gebeurt in echte rijdende scholen, of online via afstandsonderwijs. Leerlingen in het voortgezet onderwijs reizen niet meer met hun ouders mee. Zij blijven achter, in een internaat of bij familie. Deze leerlingen mogen wel korte periodes met hun ouders mee, waarbij de eigen vo-school verantwoordelijk is voor het onderwijs. Stichting Rijdende School faciliteert dit onderwijs dan wel, bijvoorbeeld door een laptop beschikbaar te stellen en aan het begin en eind van elke week een contactmoment met de leerling te hebben, om hem op gang te helpen en te begeleiden bij het maken van een planning. Daarnaast faciliteren we sinds dit jaar (online) huiswerkbegeleiding met hulp van een huiswerkbegeleidingsinstituut.’

 

Hoe is de Rijdende School georganiseerd?

‘Bij de Stichting Rijdende School werken ongeveer 30 leerkrachten, die overal in Nederland wonen. Zij worden ingezet op lesplaatsen in een straal rondom hun woonplaats. Daarnaast werken er zo’n 10 mensen in ondersteunende functies. En er zijn natuurlijk chauffeurs die de rijdende scholen verplaatsen en opbouwen. Rijdende scholen vind je jaarlijks in meer dan 500 plaatsen in Nederland. Dit zijn de plaatsen waar op dat moment een circus staat of een kermis is. Wij noemen dat lesplaatsen. We staan er vaak één tot hooguit vier weken. Daarna reizen de kermisgezinnen en de circussen door naar een volgende plaats. De rijdende scholen worden dan ook verplaatst.

Momenteel hebben we tien grote scholen en elf minischolen. De kleinste minischool heeft de omvang van een camper. Er kunnen maximaal vier leerlingen les krijgen. De minischolen worden vooral gebruikt bij circussen en kleine kermissen. Een grote school is een uitschuifbare oplegger achter een truck. In een grote school kunnen we twee kleine klaslokalen maken. Er krijgen maximaal tien tot twaalf kinderen les. Op basis van de route van de ouders en de onderwijsbehoeften van het kind, bepaalt onze planner wekelijks waar rijdende scholen geplaatst worden, welke kinderen afstandsonderwijs krijgen en welke leerkracht waar ingezet wordt. Je begrijpt dat die planner een dagtaak heeft!’

 

Gaan de leerlingen het hele jaar naar de rijdende school?

‘Onze leerlingen staan allemaal ingeschreven bij een reguliere school in hun eigen woonplaats. Deze school, de winterschool, bezoeken ze in de periodes waarin ze niet reizen. Vroeger was dit in de wintermaanden, tussen 1 november en 1 april. Daar komt de naam ‘winterschool’ vandaan. Tegenwoordig zijn er ook wintercircussen, ijsbaantjes die door kermisexploitanten geëxploiteerd worden, oliebollenkramen bij tuincentra, enzovoorts. Daarnaast is het werk in tijden van een economische crisis of bijvoorbeeld de coronacrisis voor veel ouders in de kermis- en circuswereld onzekerder en onregelmatiger geworden. Het reisseizoen is niet meer strikt tussen 1 april en 1 november, en het hoppen tussen de winterschool en de rijdende school vindt gedurende het hele jaar plaats.

In de maanden waarin de kinderen op de winterschool zitten, is er wel veel contact. We willen in die periode de kinderen niet ‘kwijt’ zijn. Ieder gezin heeft een eigen consulent (leerkracht). Die consulent trekt intensief op met het gezin en verzorgt de warme overdracht tussen de rijdende school en de winterschool. In het najaar is er een huisbezoek en ook brengt de consulent dan een bezoek aan de winterschool, om te bespreken hoe het in de periode daarvoor met het kind is gegaan op de rijdende school. In het voorjaar bezoekt de consulent opnieuw het gezin en de winterschool: hoe is het op de winterschool gegaan? Hoe gaat het met het kind en het gezin?’

 

Hoe ziet het onderwijs op een rijdende school eruit?

‘Afstandsonderwijs vormt een structureel onderdeel van ons onderwijsaanbod, maar we streven ernaar het onderwijs zoveel mogelijk via blended learning, een combinatie van afstandsonderwijs en fysiek onderwijs in de rijdende scholen, aan te bieden. Het is echter niet haalbaar om altijd een leerkracht naar de leerlingen te sturen. Soms reizen leerlingen naar het buitenland, of zitten ze op een kleine kermis met maar één of twee kinderen. Dan wordt het onderwijs voornamelijk aangeboden via een digitale leeromgeving. Bij afstandsonderwijs kunnen ongeveer acht leerlingen tegelijk onderwijs krijgen. Ze zien elkaar én de leerkracht via de webcam. Ze werken samen en geven elkaar feedback. We zetten zelfs werkvormen voor coöperatief leren in tussen leerlingen die in bijvoorbeeld Groningen of Houten zitten, of zelfs in het buitenland. Dat vraagt natuurlijk een goede planning, maar het kán wel.’

 

Komt het vaak voor dat de leerlingen in het buitenland zitten?

‘Dat komt heel regelmatig voor. Met name Duitsland, Engeland en Tsjechië zijn landen waar vaak Nederlandse kinderen zitten. Het afgelopen jaar hadden we ook leerlingen in Litouwen en Estland. En zelfs in Hong Kong hebben we onderwijs verzorgd! Meestal krijgen de leerlingen in het buitenland afstandsonderwijs, maar als er een groep kinderen op één plek is, plaatsen we een school. Dat gebeurt bijvoorbeeld tijdens de kerstmarkten in Berlijn, of in het voorjaar in Praag. Vaak huren we dan tijdelijk een Nederlandse leerkracht in die in de omgeving woont, of er komt om de week een leerkracht uit Nederland, afgewisseld met afstandsonderwijs. We willen voorkomen dat de leerlingen alleen maar onderwijs via de computer volgen.’

 

Hoe werken jullie met methodes en andere educatieve materialen?

‘Voorheen werkten we binnen de Rijdende School met een eigen taal- en rekenmethode. Maar door het toegenomen ‘hoppen’ tussen de Rijdende School en de winterschool, zagen we in dat we meer kindvolgend moesten werken. Daarom gebruiken we nu voor taal, lezen en rekenen de methodes die de leerlingen kennen vanuit hun winterschool. Dat betekent dat we momenteel werken met drie verschillende methodes voor aanvankelijk lezen, vijf taalmethodes en meer dan vijf rekenmethodes. Dat vraagt veel van de leerkrachten, die zich alle methodes eigen moeten maken. Maar deze aanpak sluit het beste aan bij onze missie: een ononderbroken ontwikkelingslijn voor alle leerlingen.’

 

Stel dat er in de klas drie kinderen zitten, die alle drie een andere winterschool hebben en daarmee ook een andere taalmethode. Betekent dit dan dat ze een volledig individueel programma volgen?

‘Dat hoeft niet. Kijk bijvoorbeeld naar aanvankelijk lezen. We werken binnen de Rijdende School met twee versies van Veilig leren lezen en met Lijn 3. Daarnaast gebruiken we als overkoepelende aanpak Zo leer je kinderen lezen en spellen. Op basis van deze cursus hebben we als het ware een schil om die drie methodes gelegd. We hebben lesschema’s uitgewerkt voor alle drie de methodes. Aan de hand van die schema’s zorgen we in de les voor een gezamenlijke start en afsluiting. Ook bepaalde oefeningen kunnen heel goed gezamenlijk gedaan worden. De verwerkingsoefeningen doen de leerlingen wel allemaal in hun eigen werkboek, behorend bij de methode die ze al kennen.’

 

En hoe gaat het bij de andere vakken dan taal, rekenen en lezen?

‘Voor de andere vakken, zoals de zaakvakken, expressie, Engels, en begrijpend lezen, is het niet te doen om de methodes van de winterscholen te volgen. Voor deze vakken gebruiken we een eigen aanpak, gebaseerd op onze schoolvisie. Hier ontwikkelen we zelf materialen voor. We werken met zogenoemde ‘kernconcepten’: grotere thema’s waar je van groep 1 tot en met groep 8 aan kunt werken. Een voorbeeld van zo’n kernconcept is ‘Communicatie’. Hierbij kun je het hebben over post, over soorten taal, over verbale en non-verbale communicatie, over mediawijsheid, enzovoort. In onze klaslokalen zitten kinderen van groep 1 tot en met groep 8 bij elkaar. De kernconcepten bieden mogelijkheden om elk kind leerstof op zijn eigen niveau aan te bieden, maar ook samen te werken en samen uitjes te ondernemen. De kapstok voor deze aanpak bestaat uit hoofddoelen die zijn aangereikt door de KPC Groep. Die staan vast, maar de content, datgene wat je met de leerlingen gaat doen, bepalen we zelf. Rondom de hoofddoelen ontwikkelen onze leerkrachten inspirerende lesideeën, waarbij ze gebruik maken van methodes, boeken, de omgeving, enzovoort. Al die ideeën worden gedeeld in een online omgeving, zodat we een enorme schat aan materiaal hebben, die elke leerkracht kan gebruiken.

Binnen de kernconcepten bieden we wereldoriëntatieonderwijs aan, maar ook creatieve vakken en in de toekomst misschien ook begrijpend lezen. We koppelen indien mogelijk de actualiteit aan het concept en maken gebruik van rijke teksten (uit de taalmethode of uit andere bronnen). Ook kunnen we in onze aanpak veel meer gebruik maken van de omgeving dan wanneer we zouden kiezen voor een methode. De ene leerling zit immers in een wagen in de haven van Rotterdam, de andere staat naast een kinderboerderij in Houten. Je kunt je voorstellen dat een kernconcept als ‘Groei & leven’ op die plekken heel anders ingevuld zal worden.’

 

Wat betekent dit voor de doorgaande lijn met de winterscholen?

‘De doorgaande lijn die we bij de basisvakken taal, lezen en rekenen stevig vasthouden, laten we bij de andere vakken wat meer los, omwille van de positieve effecten van het samenwerken tussen leerlingen uit verschillende groepen en het gebruik van een rijke leeromgeving.

In principe zijn alle kerndoelen en thema’s goed geborgd. Maar het kán echter voorkomen dat een kind een thema op de winterschool mist omdat het op reis is en dat het gedurende de periode bij de Rijdende School net niet aan bod komt. Iedere winterschool biedt wereldoriëntatie immers ook op een eigen manier en moment aan. Het is onmogelijk om voor al onze leerlingen daar precies bij aan te sluiten. Zouden we dat doen, dan zouden we tien verschillende wereld oriënterende thema’s in een week moeten aanbieden. Dat is een kleine prijs die we moeten betalen. Maar vergeet niet dat de kinderen doordat ze reizen, ontzettend veel mee krijgen. Ze komen op verschillende plekken, ontmoeten andere mensen en leren op deze manier ontzettend veel.’

 

Hoe gaan jullie om met toetsen?

‘We hebben ervoor gekozen om de toetsen van het Cito-leerlingvolgysteem als basis te nemen. Meestal maken de leerlingen de Cito LVS-toetsen in februari op de winterschool, en de mei-/juni-toetsen bij  de Rijdende School. Het kan wel zijn dat een winterschool andere keuzes maakt. Zo zijn er winterscholen die de Cito-kleutertoets eind groep 1 afnemen, terwijl dat geen standaard is in de Rijdende School. In zo’n geval volgen we de winterschool en nemen we óók de toets eind groep 1 af.

Voor de eindtoets in groep 8 (niet alleen de Centrale Eindtoets van Cito, maar ook bijvoorbeeld de IEP-eindtoets of de Route 8-toets) proberen we te regelen dat de leerlingen dan op de winterschool zijn. Een enkele keer lukt dat niet, dan maken ze de eindtoets bijvoorbeeld op het kantoor van de Stichting Rijdende School.’

 

Hoe houden jullie alle ontwikkelingen bij?

‘We werken met expertiseteams, of ontwikkelgroepen, van leerkrachten met een eigen specialisatie. Elke leerkracht maakt onderdeel uit van één ontwikkelgroep. Die ontwikkelgroepen houden zich bezig met vier grote thema’s, waar Taal en Rekenen altijd onderdeel van zijn. Dit zijn de vraagstukken waaraan we volgens ons beleidsplan de komende vier jaar gaan werken. Elke ontwikkelgroep duikt in zo’n vraagstuk en specialiseert zich erin. In de wintermaanden is daar meer tijd voor, omdat er dan minder onderwijs is. In die periode kunnen we als team flink investeren in scholing en ontwikkeling. Naast de ontwikkelgroepen hebben we ook verankergroepen. Hierbij gaat het niet om grote ontwikkelingen of innovaties, maar om het bijhouden en borgen van alle vakgebieden: wat zijn de nieuwste inzichten? Zijn er interessante publicaties verschenen? Is er een nieuwe methode? We wisselen ook veel kennis uit met andere organisaties, zoals IVIO Wereldschool, Stichting NOB (Nederlands Onderwijs in het Buitenland) en LOVK (onderwijs aan varende kleuters). We beoefenen immers allemaal dezelfde tak van sport.’

 

Hebben de ontwikkelingen rondom het coronavirus invloed gehad op jullie onderwijs?

‘Niet zozeer op ons onderwijs. Wij zijn al zó ingesteld op afstandsonderwijs; wat dat betreft was het een makkie. Wel hadden we ineens hele andere uitdagingen. Zo stond er in maart een grote rijdende school in Praag, die we halsoverkop moesten terughalen naar Nederland. ’s Avonds is er nog een chauffeur naar Praag gevlogen, die de truck de volgende dag terug kon rijden naar Nederland.

Verder hebben we alle ouders en alle winterscholen gebeld. Sommige kinderen zijn van de winterschool (die ineens ook afstandsonderwijs moest geven) overgegaan naar het afstandsonderwijs van de Rijdende School. Andere kinderen bleven op de winterschool.

Voor de ouders van de kinderen heeft de coronacrisis grote gevolgen. Ze verliezen werk, hebben zorgen. Wij hebben als Stichting Rijdende School dan ook vooral de vraag gesteld hoe we de ouders het beste konden ondersteunen. Waar andere ouders plotseling thuisonderwijs moesten geven, hoefden onze ouders in deze onzekere tijd niet persé met hun kinderen aan de slag, omdat wij al volledig zijn ingericht op afstandsonderwijs.

Overigens is het zo dat ook in ons onderwijs de ouders van kleuters wél meer met het onderwijs van hun kind bezig zijn. Wij leveren kratten met materialen voor alle activiteiten. Nadat de kleuters online les hebben gehad van de leerkracht (waarbij bijvoorbeeld een prentenboek wordt voorgelezen) gaan ze verwerkingsactiviteiten doen, zoals een bouwactiviteit. Ouders maken dan foto’s en filmpjes van het proces en/of het product. Oudere kinderen kunnen dat zelf, maar bij kleuters vraagt het afstandsonderwijs meer van de ouders.’

 

Wat kunnen leerkrachten en onderwijsontwikkelaars leren van de Rijdende School?

‘Mensen zouden veel meer boven de methode moeten kunnen staan, de overkoepelende leerlijn kunnen zien en begrijpen. Elke methode zou, duidelijker en uitgebreider dan nu soms het geval is, voorzien moeten worden van een beschrijving van de overkoepelende leerlijn, waarbij wordt aangegeven waar bepaalde onderdelen uit de methode precies aan de leerlijn hangen. Op die manier kun je het onderwijs, of dat nou fysiek onderwijs of afstandsonderwijs is, veel flexibeler en kindvolgender maken. Binnen de Rijdende School werken kritische leerkrachten die keuzes moeten maken en in staat zijn om kritisch naar de leerlijnen te kijken. Breng de leerlijn in kaart en maak inzichtelijk hoe de onderdelen van de methode (lessen, teksten, oefeningen) in die leerlijn zitten.

Verder zijn er steeds meer gedigitaliseerde methodes, waarbij bijvoorbeeld de verwerkingsoefeningen digitaal gemaakt kunnen worden. De Rijdende School kan helaas niets met zo’n papieren methode met digitale oefenmodules. De leerlingen kunnen bij ons niet doorwerken in het programma waar ze op de winterschool aan begonnen zijn, en andersom. De software onthoudt waar de leerling gebleven is, maar dat werkt niet tussen twee scholen. Uitgeverijen verkopen de software met groepslicenties en groeps-inlogsystemen. Vanwege privacy-wetgeving kunnen de winterschool en de Rijdende School niet in elkaars systemen kijken. We mogen immers niet de gegevens van andere leerlingen zien. Als er gewerkt zou worden met individuele licenties en inlogcodes, zou er voor ons een groot probleem opgelost worden. Dan kunnen beide scholen de leerling volgen en kan de leerling doorwerken in de software. Hetzelfde geldt voor de toetsen. Wij voeren de toetsresultaten in in het ene leerlingvolgsysteem, de winterschool in het andere, en we kunnen niet uit hetzelfde LVS de gegevens lezen.

Dit zijn natuurlijk specifieke problemen die vooral voor de Rijdende School spelen, omdat wij te maken hebben met het hoppen tussen de Rijdende School en de winterschool. Maar als ook het reguliere onderwijs, gedwongen door bijvoorbeeld de coronamaatregelen, steeds meer afstandsonderwijs moet geven, zou het goed zijn als hier breder over wordt nagedacht.’

Meer weten?

www.rijdendeschool.nl

Ga hier terug naar de homepage.

Wat zoek je?