De staat van het (taal)onderwijs: wat kunnen we als onderwijsontwikkelaars bijdragen?
In mei 2023, bracht de Onderwijsinspectie opnieuw het rapport De Staat van het Onderwijs uit, over waar het goed gaat in het onderwijs en waar verbeterpunten liggen. Een onderwerp dat de laatste jaren steeds terugkomt, is de daling in beheersing van de Nederlandse taal. Een belangrijke oorzaak is dat leraren niet altijd in staat zijn om taalonderwijs naar een hoger niveau te brengen. In Zweden, waar het taalonderwijs ook een boost nodig had, hebben leraren hiervoor boosterprogramma’s gevolgd. Deze zijn voor alle leraren en schoolleiders uit alle onderwijssectoren toegankelijk. Zij bouwen expertise op die ze daarna weer kunnen delen. De deelnemers gaven aan dat ze hierdoor betere hulpmiddelen hadden voor het lesgeven, maar ook meer zelfvertrouwen in de klas.
Door: Sabine Sijbesma
Wat kunnen wij, onderwijsontwikkelaars doen?
Om leerlingen te stimuleren in de taalontwikkeling, is het belangrijk om ‘rijke teksten’ aan te bieden.
Rijke teksten zijn teksten over herkenbare, levensechte thema’s. Teksten met een origineel taalgebruik, en een duidelijke samenhang tussen de hoofdstukken en alinea’s. De schrijver heeft in een rijke tekst een ‘eigen toon’. Een rijke tekst prikkelt de nieuwsgierigheid van de lezer. Deze moet het liefst besmet worden met het ‘willenwetenvirus’, en daardoor willen doorlezen.
Het Nationaal Centrum voor Leerplanontwikkeling, SLO, geeft aan dat rijke teksten van belang zijn en beter in lesmethodes verwerkt zouden moeten worden. Zo wordt de kennis over het te lezen onderwerp groter en neemt de leesvaardigheid toe.
Mijn ervaring is dat, wanneer het taalniveau van leerlingen lager is, er teksten worden aangeboden die nauwelijks signaal- (als, want, omdat, maar) of verbindingswoorden (en, maar, dus) bevatten, het juist ‘verarmde’ teksten zijn. Ze hebben een onderwijsdoel (bijvoorbeeld de signaalwoorden ontdekken), maar kunnen daardoor juist onnatuurlijk overkomen. Dat maakt dat het voor leerlingen moeilijker wordt om ze te begrijpen, omdat ze dan zelf de verbanden moeten leggen en kunnen verdwalen in zo’n tekst.
Ik zorg bij de burgerschapsopdrachten in mijn eigen mbo-lessen daarom bijvoorbeeld altijd voor veel variatie in woorden, ik maak gebruik van signaalwoorden en wissel af tussen korte en lange zinnen. Ik merk dat leerlingen deze technieken hierdoor zelf ook toepassen in hun teksten. Hier is wat mij betreft dan ook een belangrijke taak voor ons, onderwijsontwikkelaars, weggelegd. We kunnen duidelijke kaders en technieken bieden, afwisselende teksten en verschillende tekstvormen (bijvoorbeeld spannend, poëtisch, humoristisch), die nieuwsgierig maken. Zodat ze voor leerlingen begrijpelijker worden en leuker om te lezen, maar het bijvoorbeeld ook leuker voor hen wordt om zelf teksten te schrijven.