‘Ik snap de instructie niet’: taal als struikelblok in het mbo

Ruim 22.000 mbo-studenten verlaten elk jaar hun opleiding zonder het taalniveau dat nodig is om goed mee te doen in werk en samenleving. Achter die cijfers schuilt een bredere zorg: taal is voor veel studenten niet het middel om te leren, maar juist de hindernis. Wat zegt dat over het taalonderwijs in het mbo? En belangrijker nog: hoe kunnen we taal weer het fundament maken van elke opleiding?

Door: Sabine Sijbesma

Een praktijkvoorbeeld

‘Ik snap de instructie niet.’ Die opmerking hoor je vaak op stageplekken. Als een stagebegeleider een opdracht mondeling toelicht, lukt de uitvoering vaak wel, maar studenten haken af zodra de uitleg op papier staat. Dat laat zien hoe groot de rol van taal is: het is geen bijzaak, maar het fundament van leren en werken in het mbo. Toch blijkt uit het rapport De Staat van het Onderwijs 2025 van de Onderwijsinspectie dat er juist op dit punt nog veel te winnen valt.

Te laag taalniveau

Een derde van de gediplomeerde niveau 2-studenten haalt het vereiste 2F-niveau voor Nederlands niet. Tel je daarbij de uitvallers, dan gaat het om ruim 22.000 studenten per jaar. Zonder voldoende taalvaardigheid wordt het lastig om door te stromen in het onderwijs, een baan te behouden of volwaardig mee te doen in de samenleving. De Inspectie van het Onderwijs waarschuwt dat de basisvaardigheden in het mbo structureel onder druk staan. Vooral NT2-studenten en studenten in de entreeopleiding hebben extra steun nodig.

Wat scholen al doen

Mbo-instellingen werken volgens de uitkomsten in het rapport hard aan de volgende oplossingen:

  • Extra taalondersteuning via taal- en rekencentra.
  • Taal verweven in vaklessen: een zorgstudent schrijft een rapportage, een logistiek student oefent met werkbronnen.
  • Samenwerking met bibliotheken en gemeenten aan trajecten laaggeletterdheid.
  • Aandacht voor welbevinden: motivatie en taal gaan hand in hand.

Wat ik doe als docent

Ik ben docent bij een entreeopleiding en geef vakken als rekenen, digitale vaardigheden en loopbaanbegeleiding. Ik probeer te variëren in woordgebruik en schrijf de woorden die studenten lastiger vinden op het bord. Ik merk dat dit niet alleen belangrijk is voor NT2-studenten, maar ook voor van-oorsprong Nederlandstalige studenten. Het valt me op dat ook deze groep steeds meer moeite heeft met bijvoorbeeld het bedenken van synoniemen, vaktaal bij rekenen of het formuleren van langere zinnen.

Daarnaast merk ik dat een groot aantal studenten niet digitaal vaardig is. Ook dat zorgt voor ongelijkheid. Uit het onderzoek Hoe dichten wij de digitale kloof van de Hanzehogeschool Groningen, blijkt dat twintig procent van de Nederlanders moeite heeft met het gebruik van computers, mobiele telefoons en internet. Zij geven als advies: ‘meer aandacht voor de impact van digitalisering op het werkveld, inclusie als uitgangspunt bij het ontwerp van digitale tools en het belang van het (blijven) ontwikkelen van digitale vaardigheden om die tools te gebruiken.

Van aanbeveling naar actie: taal als sleutel tot gelijke kansen

Een inspirerend voorbeeld van actie komt van ROC Mondriaan in Den Haag, zo is te lezen in het online magazine dat naast het rapport De staat van het onderwijs 2025 van de Onderwijsinspectie is uitgekomen. Bij dit ROC werken studenten aan het programma Skills for life, dat laat zien dat basisvaardigheden beter blijven hangen wanneer ze worden gekoppeld aan bredere life skills. Skills for life is een programma om kansenongelijkheid binnen het mbo te verkleinen.

Het programma is opgebouwd rond vier pijlers: zelfbewustzijn, emotieregulatie, empathie en sociale vaardigheden. Studenten onderzoeken bijvoorbeeld hun eigen samenwerkingsstijl en ervaren in groepsopdrachten hoe verschillende stijlen elkaar kunnen versterken of juist botsen. Zo leren ze niet alleen samenwerken, maar ook taal gebruiken om feedback te geven en te reflecteren op hun gedrag. De thema’s sluiten aan bij andere vakken, waardoor taal, rekenen en sociale vaardigheden elkaar versterken. Door deze praktische en doorlopende aanpak groeit het zelfvertrouwen en de zelfstandigheid van studenten en dat verkleint de kloof tussen studenten met meer en minder ontwikkelkansen.

Taal versterken met context en technologie

Ook onderwijsontwikkelaars kunnen zulke verbindingen leggen. Laat studenten tijdens een werkoverleg bijvoorbeeld oefenen met taal én samenwerking, of gebruik rekenopdrachten rond persoonlijke budgetten om financiële zelfredzaamheid te versterken. Laat studenten digitale vaardigheden oefenen via een online portfolio of motivatiebrief, waarbij ze reflecteren op hun studie of stage. En wie leert schrijven over maatschappelijke onderwerpen, ontwikkelt niet alleen het taalgevoel, maar ook het kritisch denken. Zo worden basisvaardigheden vanzelf onderdeel van het leren.

Digitale en adaptieve tools kunnen het leerproces verder versterken. Ze bieden studenten taalondersteuning op maat en maken oefenen op eigen niveau mogelijk. Zo wordt technologie een natuurlijke aanvulling op contextrijk taalonderwijs. (Bron: Kennisrotonde, 2023, over de effectieve inzet van digitale leermiddelen in taalonderwijs.)

Over de inzet van AI en apps in het taalonderwijs schreef ik eerder voor EduSchrift in het artikel Ontwikkelingen: AI in het onderwijs, waarin ik liet zien hoe deze de taalvaardigheid kunnen ondersteunen.

Van zorg naar kans

Dat jaarlijks zo’n 22.000 studenten het mbo verlaten zonder het vereiste 2F-niveau is zorgelijk, maar ook een kans. Als mbo-scholen taal structureel verankeren in het onderwijs, benutten we talent dat anders onbenut blijft en verkleinen we het maatschappelijk verlies.

De vraag is niet óf, maar hoe we taal het fundament maken van elk leerproces.
Welke stap kun jij morgen zetten om dat verschil te maken?

Wat zoek je?