Concurrentieding
Kijk, in het voetbal zou ik het wel snappen. Daar is je doel altijd hetzelfde: winnen van de tegenstander. En de manier waarop verandert ook nooit: met een bal aan je voeten en een dot gel in je haar. Toch is het de normaalste zaak van de wereld om het ene jaar voor de ene ploeg te spelen en het andere voor de andere ploeg. Sterker nog: het is heel goed mogelijk dat Frenkie de Jong volgend jaar eigenhandig Ajax uit de Champions League kegelt. Alle reden voor een concurrentiebeding zou je zeggen.
Maar de realiteit is dat niet profvoetballers maar educatieve auteurs telkens weer een paar regels in hun contract aantreffen die hen ervan moeten weerhouden voor een andere uitgever aan iets vergelijkbaars te gaan werken. Voor veel broodschrijvers is dat best een probleem. Als je als historicus klaar bent met de geschiedenismethode voor uitgever A mag je dus niet zo maar hetzelfde werk gaan doen voor uitgever B. Terwijl uitgever A voorlopig geen werk meer voor je heeft. Er zit dan weinig anders op dan je geluk te beproeven op een module bloemschikken of integraal rekenen.
Gelukkig bespeur ik de laatste jaren wel wat meer begrip en flexibiliteit bij uitgevers als het over het concurrentieding gaat. Anderzijds begrijp ik hun angst voor de concurrentie ook wel. Maar ik vind dat de kracht van een goede auteur niet zozeer zit in zijn vakkennis of schrijfkunst, maar vooral in het op de juiste manier aanwenden daarvan voor de doelen/USP’s van een methode. Voor uitgever A schrijf ik anders en bedenk ik andere opdrachten dan voor uitgever B. Dát is mijn vak en dát zou de reden moeten zijn om mij in te huren.