Recensie: Denkend aan Hollands
Wat zegt straattaal over wie we zijn? En wat zegt het over het onderwijs dat jongeren al jaren met elkaar praten in een taal die nauwelijks terugkomt in lesmateriaal? In Denkend aan Hollands onderzoekt taalkundige Khalid Mourigh de levendigheid, gelaagdheid en afkomst van het Nederlands buiten de schoolmuren. Hij neemt de lezer mee van de Papendrechtse polder naar het Rifgebergte, en van Goudse schoolpleinen tot taekwondoscholen, op zoek naar wat taal ons vertelt over identiteit.
Door: Marianne Eggink
Straattaal als spiegel
Wie Denkend aan Hollands leest, ontdekt al snel dat straattaal geen modegril is, maar een blijvend fenomeen dat diep verankerd is in de manier waarop jongeren zich uitdrukken. Mourigh analyseert de herkomst van woorden en klanken, maar kijkt ook naar uitspraak, grammatica en sociale functie. Bijvoorbeeld:
- Loesoe – afkomstig uit het Sranantongo (een van de Surinaamse talen). Betekent ‘loslaten’ of ‘kwijt zijn’ en wordt in straattaal gebruikt als ‘iets of iemand kwijt zijn’, bijvoorbeeld: ‘Ik ben hem loesoe.’
- Wash – een leenwoord uit het Marokkaans-Arabisch. Wordt in straattaal als partikel gebruikt om een vraag in te leiden, vergelijkbaar met het Franse ‘est-ce que’. Bijvoorbeeld: ‘Wash jij die man kent?’
- Ewa – betekent zoiets als ‘hé’ of ‘yo’ in het Marokkaans-Arabisch. Vaak gebruikt als begroeting of om iemands aandacht te trekken. Opvallend is dat dit woord inmiddels ook door niet-Marokkaanse jongeren wordt gebruikt.
De straattaal blijkt opvallend rijk aan Sranantongo- invloeden, terwijl woorden uit het Marokkaans relatief schaars zijn gebleven. Dat maakt deze taalvariëteit niet alleen sociaal gelaagd, maar ook historisch interessant.
Persoonlijk en academisch
Het boek is een mengvorm van taalonderzoek, cultuurstudie en autobiografie. Mourigh schrijft toegankelijk, maar blijft inhoudelijk stevig. Hij verweeft observaties over taal met persoonlijke ervaringen, van Koranlessen in het standaardarabisch tot het irritante compliment ‘Wat spreek je goed Nederlands’. Ook zijn terugblikken op de Papendrechtse tongval en het Alblasserwaards dialect zijn fascinerend. Mourigh noemt voorbeelden als deemstig (‘mistig’), bunseme (‘heen en weer lopen’), hoeneer (‘wanneer’) en gunterwijd (‘daarginds’). Elk dorp had zijn eigen dialectkenmerken. Mourigh laat zien hoe die taalkleur niet alleen iets zegt over spraak, maar ook over verbondenheid, geschiedenis en sociale grenzen.
Kleine alledaagse ervaringen zijn soms het meest illustratief. Zoals toen een lerares hem vroeg wat het enkelvoud van koeien was, en hij antwoordde: ‘koei.’ Eigenlijk een logisch antwoord, gevormd naar het lokale dialect dat hij nauwelijks bewust had meegekregen. Maar de lachsalvo van de klas en zijn daaropvolgende schaamte, staan hem natuurlijk nog levendig bij.
Relevantie voor onderwijsontwikkelaars
Voor wie leermateriaal ontwikkelt, is dit boek een waardevolle reality check. Het nodigt uit om buiten de standaardnorm te kijken: welke taal spreken leerlingen in hun dagelijks leven? En hoe kan ik als educatief auteur daarop inspelen zonder in stereotypering te vervallen? Het boek geeft geen hapklare antwoorden, maar inspireert wel tot nadenken en vragen stellen.
Zo kijk je mee over Mourighs schouder, hoe hij jongeren in Gouda interviewde over hun taalgebruik. Op straat, in buurthuizen en taekwondolessen, met opnameapparatuur, maar ook met geduld en zelfrelativering. Juist die veldobservaties, inclusief misverstanden, maken het boek bruikbaar voor wie realistisch taalonderwijs wil vormgeven: minder gericht op normeren, meer op begrijpen.
Mourigh wil vooral meer bewustzijn creëren over taaldiversiteit. Wie verdieping zoekt in taalvariatie en culturele gelaagdheid binnen het Nederlands, vindt in dit boek daarom een rijk naslagwerk en persoonlijke zoektocht. Over straattaal zegt hij in een interview in het Parool: ‘het is heel creatief, met eigen regels en een systeem. Als je dat weet, gaat er een wereld voor je open.’ Die wereld een beetje openen, lukt hem met dit boek heel goed.
Over de auteur
Khalid Mourigh is antropoloog en taalwetenschapper. Bij het Meertens Instituut doet hij onderzoek naar jongerentaal en straattaal. Hij studeerde Taalwetenschap aan de Universiteit Leiden en promoveerde op de grammatica van het Ghomara Berber. Later deed hij ook onderzoek naar het Riffijns Berber (Tamazight) en naar Marokkaans-Nederlandse straattaal. Mourigh zet zich actief in voor meer erkenning van meertaligheid in het onderwijs en geeft lezingen en workshops aan docenten en jeugdprofessionals. Eerder schreef hij de roman De gast uit het Rifgebergte.
Denkend aan Hollands – Wat taal zegt over wie we zijn
Auteur: Khalid Mourigh
Uitgever: Cossee (2025)
Aantal pagina’s: 224
ISBN: 9789464521979
Prijs: € 22,99 (paperback), € 14,99 (e-book)